Nederland Fietsland
Als vluchteling een thuis en toekomst opbouwen in Weststellingwerf betekent onder andere: je weg weten te vinden in de gemeente. Oók in het verkeer. Nederlands is een fietsland, fietsen is voor ons een hele vanzelfsprekende manier om van A naar B te komen. Maar wat als je zoiets niet van huis uit hebt meegekregen? De fietslessen vanuit het Impulsprogramma bieden uitkomst. In een ontmoeting met Rosé Buskermolen Buurtsportwerk Weststellingwerf, vrijwilligster Marijn van Sandick en drie vrouwen van Marokkaanse en Afghaanse afkomst horen we hier meer over.
Fietsen in soorten en maten
We ontmoeten elkaar bij het oude schoolhuis (Old Skool) aan de Willem Lodewijkstraat in Wolvega, na afloop van de wekelijkse fietsles.Er zijn fietsen in soorten en maten. Tegen de muur staat een hele lage loopfiets zonder trappers. “Op die manier blijven onervaren vrouwen veilig met de voeten op de vloer, terwijl ze wel het gevoel krijgen van evenwicht bewaren op een fiets”, vertelt Rosé. Voor vrouwen met iets meer ervaring is er een vouwfiets met pedalen. Wie nog wat meer ervaring heeft, komt op de eigen fiets. “Moet de fiets op slot?”, vraagt één van de vrouwen. “Ja, dat is wel de gewoonte in Nederland.”
Tijd voor theorie
We gaan naar binnen en Marijn zorgt dat de ergste dorst wordt gelest met een kopje koffie en thee. “Ik heb een tijdlang gezinnen maatschappelijke begeleiding gegeven. Die trajecten zijn inmiddels afgerond, daarom help ik nu bij fietsles.” Nu het praktijkgedeelte erop zit, is het tijd voor de theorie. Rosé zet een doos op tafel en uit die doos haalt ze een kruising van vier wegen. Daarnaast bevat de doos allerlei verkeersborden en voertuigen.
“Kijk, hier hebben we twee fietsen. De ene fiets rijdt op deze weg en de andere fiets op die weg. Aan welke kant van de weg moet je als fietser rijden?” “Aan de rechterkant”, weet Tlaytmus. “Ja, dat klopt. En welke van deze twee fietsen mag eerst en waarom?” “De paarse, want die maakt een korte bocht.” “Helemaal goed. Nu komt er een ander voertuig bij. Hoe heet dit voertuig?” “Een motor.” Behalve de motor plaatst Rosé nog twee auto’s op het bord, die allemaal een bepaalde richting op willen. “Wie van hen heeft voorrang en waarom?” De vrouwen aarzelen. Het goede antwoord is het voertuig dat van rechts komt. “Hier, ik zet een kruisje op je rechter hand.”
Verkeersborden, zebrapaden en haaientanden
Vervolgens komen er verschillende verkeersborden bij. “Wat vertellen verkeersborden die rond zijn en een rode rand hebben?” “Dat mag niet, dit is verboden”, is het antwoord. Rosé loopt een aantal borden langs: verboden voor fietsers, verboden voor auto’s, verboden harder te rijden dan 60 km per uur. Daarna komen een aantal driehoekige borden voorbij. “Wat zegt dit bord?” “Pas op voor voetgangers”, weet Fattos. Dit bord vind je bij scholen en bij zebrapaden. In de doos zit een zebrapad, maar ….. in Wolvega heb je geen zebrapaden. “Wel in Groningen”, vertelt Diwah die ook weet te vertellen wat haaientanden zijn.
Steeds beter
Het fietsen gaat de vrouwen steeds beter af, maar er blijven lastige momenten. “Laatst in die tunnel onder het spoor. Die is zo steil, toen ben ik maar afgestapt”. Ook de combinatie van praktijk en theorie moet wennen. “Ik weet wel dat ik in deze situatie voorrang heb, maar als ik dan een trekker tegenkom, laat ik die echt wel voor gaan.” Soms is de omgeving behulpzaam: “Vet in mijn rok; die is in de kettingkast gekomen. Straks maar even de buurman vragen of die de kettingkast wil maken.” Soms is de omgeving dat niet: “Ik fiets liever niet met mijn man, die geeft alleen maar commentaar.”
Vol plannen
De vrouwen houden stug vol en maken plannen voor de volgende week. “Ik wil opstappen zonder te slingeren.” “En ik ga grote en kleine bochten maken.” In Nederland zeggen wij dan: de aanhouder wint!